Als bij toeval ontdek ik achter in een van de boekenkasten de bibliofiele uitgave van ‘Marmerkijker’ van Theo Sontrop. Ik blijk nummer 90 van honderd gesigneerde exemplaren te hebben. Een fraaie uitgave, die me destijds een rib uit mijn lijf heeft gekost. Maar liefst ƒ 57,50! In 1973! Dat was in die dagen toch een smak geld voor een scholier.

Eerlijk gezegd was dat het wel waard, want de gedichten zijn fraai en toegankelijk. En dat was in die periode bepaald geen uitgemaakte zaak.
‘Hier ligt op zijn Sponde de dichter,
veeljarig brons kramt zijn resten bijeen.
Van vreemde aders doordesemd
in zijn marmeren corpus verkilt hij.
Zwevend op banen van licht,
met zijn wankele gade de Hades
ontkomen, dankt hij de schenker posthuum.
Geschonden haar neus, verloren de sporen
berijdt hij verwezen zijn stokpaard,
citeert met een glimp van herkenning
het bed dat hem dreigt te ontglippen:
Faisons, faisons naufrage et jetons-nous au port.
Een oor mag ik missen, maar hoor hoe ik kef;
Oh, wis het schuim van verzegelde lippen.’
Theo Sontrop – ‘Marmeren hondje’
Sontrop fungeerde oorspronkelijk als uitgever bij Meulenhoff. De toenmalige directeur bivakkeerde meestal in beschonken toestand in zijn kantoor en dus kwam het dagelijkse werk op het conto van Sontrop. Die had daar redelijk snel tabak van en dus verkaste hij naar de directeursfunctie bij De Arbeiderspers. Dat was destijds een uitgeverij die zich vooral beijverde voor het cultureel verheffen van de arbeidersklasse, wat men trachtte te bereiken door het publiceren van lijvige omnibussen van meestal achterhaalde auteurs.
Sontrop gooide, samen met mededirecteur Martin Ros, het roer om en droeg sinds zijn aantreden, zorg voor esthetisch fraaie uitgaven van beloftevolle auteurs. Ook was hij mede de aanstichter van de prachtige Privé Domein-reeks. Toen Sontrop uiteindelijk afzwaaide, na tientallen jaren, was De Arbeiderspers compleet veranderd in een uitgeverij van exclusieve literatuur. Het enige dat nog herinnerde aan de ‘rode’ achtergrond, was de feitelijk achterhaalde bedrijfsnaam.
Sontrop verdween, met tientallen boekenkisten, naar Vlieland, waar hij zich voornamelijk met lezen bezighield. Tot aan zijn dood in 2017 verslond hij het ene boek na het andere.
Mede door de dagboeken van Mensje van Keulen kwam ik er laatst achter dat Sontrop ook een andere kant had dan uitsluitend de fijnbesnaarde estheet. Hij kon ook een ongelooflijk vervelende klier zijn. Maar dan wel een ongelooflijk erudiete klier. En dichten kon hij als de beste. Dat pleit dan wel weer voor hem.


