• Passend antwoord

    Inspiratie. Een moeilijk begrip dat al generaties dichters en schrijvers bezig heeft gehouden. Want waar precies praten we over? Is het een goddelijke lichtflits die ons tot brille brengt? Of is het een toevallige connectie tussen de contactpunten van ons neurale netwerk? Of is het allemaal onzin en vinden we bij toeval de juiste combinatie van woorden?

    En om een en ander nog meer te compliceren: wat is de rol van een muze in deze? Wat is überhaupt een muze? Een geliefde? Of een onbereikbare? De oude Grieken hadden zoals altijd een passend antwoord: een god of halfgod die deze taak op zich had genomen. Zo kom je overal mee weg.

    Hoewel sommige schrijvers zich totaal niet om de kwestie bekommeren, maken andere zich diepe gedachten.

    Ook de grote Gerrit vroeg zich wel eens af hoe het allemaal tot stand kwam. Een passend antwoord vond hij echter niet. Dat is er wellicht ook niet. Misschien moeten we dat simpelweg accepteren. Dichten en schrijven moet je doen. Al helpt het enorm als je lenig met woorden bent.

    Dat staat dan wel weer vast.

  • Ambacht

    Buddingh’. De dichter/schrijver bij uitstek die de literatuur tot ambacht maakte. Niks dikdoenerij, niks verhevens. Literatuur is als voetbal: je hebt talent of je hebt het niet. Geen goddelijke interventie. En hij had ook een bloedhekel aan lieden die er meer van maakten dan het was. Die leefden vóór de poëzie. Hij leefde ván de poëzie, vóór zijn gezin. Die ‘voeten-op-aarde’ benadering heeft me altijd enorm aangesproken.

    Luchtfietsers en talentloze BN’ers hebben we tegenwoordig genoeg. Mensen die ons willen laten geloven dat ze uitzonderlijk getalenteerd zijn als ze drie zinnen van de autocue kunnen lezen. En nog erger: mensen die dat geloven.

    Onbegrijpelijk dat er al veertig jaar zijn verstreken sinds zijn overlijden. Buddingh’ mag dan een minor poet zijn geweest; zijn specifieke geluid mis ik nog steeds.