Ik loop de deur uit, de oprit af en prompt stuit ik op Hielke, een van de buren in de aanpalende straat. Hielke is een racefanaat van in de tachtig, die enige weken geleden een ingrijpende hartoperatie heeft ondergaan. Hij vertelt me direct dat het revalidatieproces op het punt staat te beginnen.
“Maar dat duurt me allemaal te lang”, zegt hij. “Daar heb ik helemaal geen geduld voor”.
Nog steeds een coureur; niets kan langzaam.

“Heb je de race nog gezien?”, vraag ik om het onderwerp te veranderen. “En… genoten?”.
“Nee”, klinkt het beslist. “Waardeloos circuit, dat daar in Hongarije. Max kan daar niet uit de voeten”.
“Ik heb de indruk dat Max nergens meer uit de voeten kan”, laat ik weten dat ik de klok heb horen luiden.
“’t Is helemaal niks dit seizoen”, bevestigt hij mismoedig. “Ze zijn al druk bezig met het volgend seizoen. Dan verandert er van alles in de reglementen en de voorschriften voor de auto’s”.
Han weet dus de exacte locatie van de klepel. Alles wordt minutieus bijgehouden.
“Dus we kunnen dit seizoen afschrijven?”, informeer ik.
“Ja, denk ik wel”, beaamt hij. “Dit wordt niks”.
“Hij kan net zo goed met een Trabant het circuit op”, opper ik. “Dit lijkt nergens op”.
“Ik kan wel merken dat jij d’r niet zoveel verstand van hebt”, oordeelt hij. “Zo gaat het nu eenmaal in deze sport. Het ene jaar ben je top; het andere jaar lukt niets. Daar moet je je niet over opwinden”.
“Jij moet je helemaal nergens over opwinden”, meen ik. “Ik neem aan dat je de waarschuwing hebt begrepen”.
“Ach wat. Waarschuwing? Beetje rustig aan, dan kan ik er straks weer tegenaan”.
Plankgas, zoals altijd. Tenminste, in z’n hoofd. Hij loopt als een bejaarde. Wat hij uiteraard ook is. Maar ik heb niet het lef hem dat te vertellen.
