• Vrijbrief

    Wat ik al vermoedde, gebeurt dus ook. Een flink aantal van de ‘buren’ die we gisteren hebben ontmoet, nemen de gelegenheid te baat voor een wandeling door Park Groenestein. En gebruiken die wandeling ook om ons even te groeten op het terras achter het huis. Blijkbaar heeft de kennismaking hun een vrijbrief gegeven alle bordjes met ‘privé terrein’ volledig te negeren en vrijpostig onze privacy met voeten te treden.

    En hoe vertellen we hen dat we daar toch niet echt van gediend zijn? Wij lopen ook niet bij hen de tuin binnen? We mogen uitzien naar de dag waarop het – weliswaar bescheiden – hekwerk wordt geplaatst. Al zal ook dat vermoedelijk zorgen voor een verkoeling van de relaties. Wat ons dan weer een reden verschaft om volgend jaar niet op ‘burendag’ te verschijnen.

    Zo werken we nadelen om in voordelen.

  • Burendag

    Een aantal maanden geleden ontvingen we een uitnodiging voor een ‘burendag’ in de aanpalende straat. In een voor ons ongewone bui van toeschietelijkheid hebben we ons destijds ingeschreven voor deze gebeurtenis. Die dag is vandaag en dus wandelen Clara en ik met een paar flessen rood onder de arm naar het geïmproviseerde feestterrein.

    .

    De Nederlandstalige hits schallen on van verre reeds tegemoet. We blijken gelukkig niet de eerste feestgangers te zijn, want de straat oogt aardig bezet. Onze verschijning gaat niet onopgemerkt voorbij. Het lijkt alsof iedereen weet dat wij van Groenestein komen en we worden aangestaard alsof we een tot nu toe onbekende levensvorm zijn.
    Daar weet Clara gelukkig wel raad mee en binnen de kortste keren is ze in een geanimeerd gesprek met enkele buurvrouwen verwikkeld. Ikzelf heb daar wat meer moeite mee, maar uiteindelijk weet ik me toch ook in een bont gezelschap binnen te wurmen. Een half uur later – en diverse alcoholische versnaperingen voor sommige gespreksgenoten – weet iemand dan toch de roze olifant in het midden van de straat ter sprake te brengen.
    “Jullie wonen toch in het grote huis”, vraagt de betreffende man naar de bekende weg.
    Ik kan niet anders dan volmondig toegeven dat dat inderdaad het geval is.
    “Jullie zijn totaal andere mensen”, stelt diezelfde man vast. “Die vorige bewoonster was een raar mens. Een of andere gravin die het nogal hoog in de bol had. Die wou met niemand wat te maken hebben, het secreet”.
    Er ontstaat onrust in de groep en de man krijgt een por in zijn ribben. Blijkbaar vrezen de overige groepsleden het effect van de onnadenkend uitgesproken woorden.
    “Dat was mijn moeder”, leg ik in het kort uit.
    Er valt een ongemakkelijke stilte. De mannen kijken elkaar beteuterd aan. Hazes schalt door de lucht.
    Ik besluit me niet te laten kennen.
    “En ja, ze kon soms een raar secreet zijn”, beaam ik om de spanning van de situatie weg te halen.
    Er klinkt opgelucht gelach. Ik krijg een paar meppen op mijn schouders en er wordt meer bier gehaald. De festiviteiten zijn voorlopig gered.

    Later zitten we in de woonkamer. We zijn het er direct over eens: dit was eens, maar nooit meer.