• Bloedeloos

    Voor de zoveelste keer in korte tijd bevind ik me bij de Bloedafname in het ziekenhuis. Sinds het vermoeden en later de diagnose reumatische artritis is uitgesproken, heb ik een schier onvoorstelbare hoeveelheid bloed in deze ruimte achtergelaten. Uiteraard begrijp ik dat veel kan worden afgeleid uit de waarden die in dit levensvocht kunnen worden gevonden, maar er lijkt mij toch ook een grens te zitten aan de hoeveelheid bloed die men kan missen. Je zou denken dat de medici daar wat clementer mee zouden kunnen zijn.

    Er zit overigens ook een grens aan de hoeveelheid smakeloze outfits die een mens kan verdragen. Wat we in de gangen en wachtkamers van dit hospitaal aan wanstaltigheid voorbij zien lopen, is nauwelijks voor te stellen. Het is ook alsof niemand zich erom bekommert. Korte broeken, vormeloze truien, slobberige schoenen, morsige trainingspakken en wat dies meer zij. En dan hebben we het nog niet eens over de kapsels die hier voorbij deinen. Het lijkt wel alsof alle kappers in deze omgeving last van staar hebben.

    Een bloedeloze bende met elkaar.

  • Oordeel

    Het oordeel is geveld: ik heb reumatische artritis. Gelukkig geen sclerose, een behoorlijk ernstiger en schadelijker reumavariant. Volgens de reumatoloog is dit allemaal goed te behandelen. De bijbehorende medicatie staat ondertussen klaar bij de apotheek: leflunomide. Binnen vier tot zes weken moet dat merkbaar resultaat opleveren.

    Dat is ook wel gewenst, want ik ben inmiddels zover dat schrijven en typen me heel zwaar valt. De fijne motoriek is deels verdwenen en de bewegingen zijn pijnlijk. En helaas is de reuma ook doorgedrongen tot mijn voeten, waardoor wandelen een stuk vervelender en lastiger is geworden. En dat is allemaal behoorlijk frustrerend.

  • Oude bekende

    Het is een aardige wandeling naar het centrum. Goed voor het gestel, is mij verteld. En daarom maak ik zo’n beetje wekelijks die tocht. Langs de Helperzoom, over de Herebrug, door de Herestraat en dan naar de uiteindelijke doelen: de Groningse boekhandels. Een kleine 6000 stappen.

    Onderweg kom ik een oude bekende tegen.
    “Hé, Reuma. Lange tijd niet gezien”, groet ik.
    “Klopt. Heb je me gemist?”, komt het vlotte antwoord.
    Nee, dat kan ik niet zeggen. Mijn medicatie werkt goed en het stroeve, stramme gevoel in mijn handen is goeddeels onder controle.
    “”Hoe is het nu verder met je?”, vraagt hij door.
    Ach, eigenlijk wel goed. De ene dag beter dan de andere. Sinds ik hem een maand geleden ook al tegenkwam, is er verder geen reden tot klagen.
    “Maar ik heb je al veel langer niet meer gezien”, ontkent hij die ontmoeting. “Ben je mijn broer Scleri tegengekomen? Ik ben Artri”.
    Ja, dat kan natuurlijk ook. Die broers Reuma zijn niet uit elkaar te houden. Daarvoor moet je echt een expert zijn. En dat ben ik niet.

    “Je zult me misschien wel wat vaker zien”, kondigt hij aan. “Want ik ben in de buurt komen wonen”.
    Zo zie je maar weer. Zelfs tijdens het wandelen kun je heel onaangenaam verrast worden. Morgen de dosis maar weer verhogen.

  • Motoriek

    Begin nu toch wel problemen te krijgen met de fijne motoriek die vereist is voor het schrijven met een pen. De reumatische klachten die ik heb (en die nog nader onderzocht worden) hebben wel degelijk effect op mijn vaardigheden tot schrijven. Gelukkig is de pijn in sommige van mijn vingers door het gebruik van Prednisolon voor het belangrijkste gedeelte verdwenen. En de hogere temperaturen dezer dagen doen daar ook geen afbreuk aan.

    Heb een vervolgafspraak met de reumatoloog op 27 mei a.s. Daarvoor nog een uitgebreide longfunctietest (dat schijnt een goede indicatie voor de juiste diagnose op te leveren). Ik hoop dat tegen die tijd mijn hoekige handschrift nog te lezen is.