• Fragiel

    Clara en ik zijn onderweg naar Hilversum. Een paar weken geleden ontvingen we een uitnodiging voor een zogenoemde Kunstroute door deze ‘Mediastad’. Dat die laatste naam schromelijk overtrokken is, wordt meteen na het verlaten van het station duidelijk. Hilversum mag van alles zijn, een stad is het zeker niet.

    We lopen over de Markt, wandelen het Melkpad af en slaan rechtsaf naar het door de architectuurwereld bejubelde stadhuis. Een in geel baksteen opgetrokken kubistisch bouwwerk van de hand van de lokaal befaamde architect Dudok. Weer eens wat anders dan de neoclassicistische kolos van Groningen.

    Binnen treffen we direct Marianne Leeflang, die hier een royale selectie van haar werk presenteert. We worden enthousiast begroet.
    “Wat fijn dat jullie die lange reis hebben gemaakt”, klinkt het. “Maar ik heb goed nieuws: Hein en Lies komen ook!”.
    Dat is inderdaad goeds nieuws. Altijd gezellig.
    We maken onze ronde langs de wanden. Hoewel we al eerder kennis hebben gemaakt met haar werk, blijven we ook nu gefascineerd kijken.

    Mijn blik blijft haken aan wat het beste als een drieluik kan worden omschreven. Hoewel vrijwel alle schilderijen van Marianne een groot in your face gehalte hebben, ervaar ik deze drie als overdonderend.
    “Dat is mijn vader”, verklaart Marianne. “Vergevorderd stadium van dementie. Je ziet hem hier op zijn paasbest, maar tegelijk is duidelijk dat er iets helemaal niet in orde is”.
    We kunnen zien dat dat gegeven haar nog steeds emotioneert. Maar ook dat die emoties in rauwe zeggingskracht op het doek terecht zijn gekomen. Mijn gedachten gaan automatisch terug naar mijn moeder in haar laatste periode, toen Alzheimer haar geheugen, maar ook haar persoonlijkheid vrijwel compleet had weggevreten. Waardig in deze wereld, maar eigenlijk allang overgestapt naar een andere. Het schilderij heeft me overduidelijk geraakt.

    Die emoties duren niet lang, want kort daarop maken Hein en Lies hun entree.
    “Je kunt ook nergens komen of die gasten zijn d’r ook”, bast hij ter verwelkoming. Om direct daarna Clara en mij in een wurgende omhelzing te grijpen. Lies ziet het allemaal hoofdschuddend aan.

    Even later staan Hein en ik naar het schilderij van Mariannes vader te staren.
    “Duidelijk een van haar beste schilderijen”, oordeelt Hein. “En misschien wel het beste”.
    Daarover zijn we het dus eens. Ik krijg een associatie met een niet bepaald kenmerkend kort gedicht van Jacques Hamelink:

    Dat gedicht krijgt voor mij opeens nóg een nieuwe betekenis.

    Nog later onderbreken we de wandeling naar het station toch maar even bij Mout. Het terras blijkt behoorlijk gevuld, maar we vinden een plek in de zon. En zonder dat er verder aanleiding is, ervaar ik de lichtvoetigheid van mijn bestaan. Een bestaan dat daarnaast ook fragiel kan zijn; de mens is onweerlegbaar kwetsbaar. We weigeren alleen meestentijds dat onder ogen te zien.

    Meer info over Marianne Leeflang