Ik sta me ’s morgens aan te kleden en herinner me plots de opmerkingen van de verpleegkundige tijdens het halen van de coronaprik. Om de bovenarm toegankelijk te maken voor de geplande vaccinatie, ontdeed ik me van mijn jasje en stond dus in shirt klaar voor de spuit. Met bretels. Dat was een aanblik die ze blijkbaar niet iedere dag kreeg voorgeschoteld.

“Bretels”, klonk het. “Hoe retro! Mijn opa droeg die ook altijd”.
“Ja, goed hè? Lekker ouderwets”, ontweek ik verdere discussie.
Retro? Ouderwets? Helemaal niet! Bretels vormen een uiterst comfortabele manier om de broek op de juiste hoogte te houden. Bovendien vormen ze een van de weinige accessoires die een man zich kan veroorloven. En die dus ook nog eens uitermate functioneel is.
Inderdaad, bretels hebben jaren geleden plaats gemaakt voor de toch behoorlijk ordinaire riem. Alleen wanneer de kledingvoorschriften ‘jacquet’ of ‘smoking’ dicteren, zijn bretels verplichte kost. Of wanneer mensen de schier onbedwingbare drang hebben om zich, zoals Jort Kelder, uit te dossen als een Wall Street-adept. Met zichtbare bretels, wat al een fashionable no-go is. Toegegeven, de bretels van Kelder hebben gezorgd voor een kortstondige ‘revival’, maar hebben er tevens voor gezorgd dat je heden ten dage als zonderling wordt bekeken als je deze ‘broekophouders’ in het normale dagelijkse leven draagt. En dat, terwijl het draagcomfort dat van de simpele riem verre overstijgt.
Na de prik hees ik me snel weer in mijn jasje. Op de een of andere manier heb ik nu, twee weken later, het gevoel bij die gelegenheid toch iets teveel van mijn privé in het openbaar te hebben getoond.
