Clara en ik fietsen richting Haren met slechts één doel: de coronavaccinatie. Ongeveer een maand geleden ontvingen we beiden een brief met de uitnodiging en een tijdslot: tussen 10.00 en 10.15 uur. En uiteraard een locatie: de kantine van voetbalvereniging Be Quick. Voor mij een ietwat beladen naam uit een ver verleden. In die zin is dit een ‘blast from the past’.

Al snel komt Stadion Esserberg in zicht. We rijden onder de aloude boog met de stadionnaam door en stallen even verderop onze fietsen. Hoewel er ingrijpend onderhoud aan de tribunes en de kleedkamers heeft plaatsgevonden, oogt het geheel oubollig en vervallen. Dat geldt bepaald niet voor de kantine; die is compleet nieuw. Maar wat betekent ‘nieuw’ in mijn belevingswereld? De laatste keer dat ik hier ben geweest, is vijfenvijftig jaar geleden. En na de confrontatie met de toenmalige Jeugdcommissie bij die gelegenheid, heb ik hier nooit weer een voet binnen gezet. Sterker nog, gedurende al mijn actieve voetbaljaren heb ik nooit tegen een elftal van Be Quick gespeeld. Dat had er ook mee te maken dat deze, toch ooit grote en roemruchte vereniging, in de loop der jaren behoorlijk is afgezakt naar een matig niveau. Ooit zelfs landskampioen – 1920 – beijvert het eerste elftal zich tegenwoordig om in de eerste klasse van de afdeling te blijven. O tempora, o mores.
Binnen zitten vermoeid ogende vrijwilligers achter diverse tafels. We tonen de brieven en laten onze legitimatie controleren. Er wordt een vluchtige blik op de ingevulde vragenlijst geworpen en met een simpele hoofdbeweging worden we richting de dienstdoende verpleegkundigen gestuurd. Even later volgen de prikken. Twee minuten na onze entree, staan we weer buiten. Échte bescherming is in een mum geregeld; de administratie er omheen duurt aanmerkelijk langer.
’s Avonds voel ik me voor het eerst sinds de coronaprikken hondsberoerd. Stadion Esserberg vergeet en vergeeft blijkbaar nooit iets.

Geef een reactie