• Lapzwansen

    Onze tuinman Maarten verschijnt ’s morgensvroeg om de boel winterklaar te maken. Die term heeft overigens sinds Jacobse & Van Es een wat lacherige lading gekregen, maar in ons geval is het toch een serieuze aangelegenheid. Op Groenestein hebben we geen scheurgras en bavianenschurft; er moet gesnoeid, gemaaid, geveegd en in algemene zin opgeruimd worden.

    Maarten gaat onverdroten te werk en wanneer ik hem een uur later een kop thee breng, is het resultaat van zijn inspanningen al goed zichtbaar. En dus gooi ik er een welgemeend compliment uit.
    “Zo, dat schiet lekker op”, gooi ik er maar eens een cliché tegenaan. “Een heel verschil. Je hebt bepaald niet stil gezeten”.
    “Daar word ik ook niet voor betaald”, komt het gevatte antwoord. “Er zijn al lapswansen genoeg”.
    Blijkbaar heb ik een gevoelige snaar geraakt en dus informeer ik snel aan welke lapswansen hij refereert. Het wordt direct duidelijk dat hij doelt op buitenlandse mensen die onder de noemer ‘hoveniersbedrijf’ de bedrijfstak verstieren. Voor weinig geld leveren ze vervolgens weinig kwaliteit.
    “Die lui maken de hele markt kapot”, meent Maarten. “Tegen hun tarieven kan ik nooit werken. Maar zij betalen dan ook geen loonbelasting en sociale premies. Dan wordt concurreren een stuk lastiger”.
    “Maar daar kom je toch nooit mee weg bij de Belastingdienst?”, werp ik tegen. “Die heeft je na een tijdje toch wel op de korrel?”.
    “Tegen die tijd zijn ze al terug naar Polen of Roemenië”, legt hij kort uit. “Om veertien dagen later terug te keren en zich onder een andere naam bij de KvK en daarna de Belastingdienst aan te melden. En dan begint het hele spel opnieuw”.
    Ik knik. De uitgekookte methodiek is volstrekt duidelijk.
    “Begrijp me goed”, vult hij aan. “Ik heb niets tegen buitenlandse mensen. Velen werken hard en doen de klussen waar wij de neus voor optrekken. Maar dit soort geboefte vind je nu eenmaal overal. Die trekken als een sprinkhanenplaag over het land en verstieren de hele boel. Ook voor hun landgenoten”.

    De reden voor zijn frustratie is me overduidelijk. Een klip-en-klaar voorbeeld van Europese regels die achter een bureau zijn bedacht en weinig raakvlakken hebben met de dagelijkse realiteit. De Brusselse burelen zijn weer eens de mindere van street wise ondernemers. Met als gevolg dat de hardwerkende Nederlanders met de gebakken peren zitten. Welke politieke partij komt ooit eens echt voor hen op?

  • Ruk naar rechts

    Soms kunnen er vreemde situaties ontstaan in het dagelijkse leven. Wie immers had kunnen bedenken dat heel progressief Nederland blij is dat de nog hangende restzetel niet naar D’66 is gegaan. Dat die vervolgens bij de SP is beland, blijkt van ondergeschikt belang. Want hoezeer die partij zich ook beijvert voor de laagste klassen in het land en hoe sympathiek hun voorman Jimmy ook overkomt, sinds het vertrek van de Mao uit Oss is het bergafwaarts gegaan met de Brabantse socialisten.

    D’66 blijft dus steken op 26 zetels. Daarmee wordt de door de VVD zo felbegeerde ruk naar rechts vrijwel onmogelijk. En aangezien de PVV en het Baudet-forum bij voorbaat zijn uitgesloten, blijken 75 zetels het maximum ter rechterzijde. Dat lijkt niet op stabiliteit.

    Dus zal er worden gekeken naar de middenoplossing. En is het afwachten hoe lang de VVD haar verzet volhoudt. Die partij maakte een schuiver naar rechts, in de hoop naar beide kanten hard to get te kunnen spelen in het geval van fors zetelverlies. Geheel onverwacht bleef dat verlies erg beperkt. Gelukkig voor de lijsttrekker, maar de partij manoeuvreerde zich daarmee in een politiek vacuüm. En het zal voorzichtig laveren worden om geloofwaardig terug te schuiven. Of Yesilgöz die geloofwaardigheid zal kunnen etaleren, is zeer de vraag. Al te rigoureus stelling nemen, kan een voortijdige breuk in je carrière opleveren. Benieuwd wie er zich inmiddels aan de zijlijn warmlopen.

    Basisplaatsen zijn ook in de politiek nimmer zeker.

  • Passend antwoord

    Inspiratie. Een moeilijk begrip dat al generaties dichters en schrijvers bezig heeft gehouden. Want waar precies praten we over? Is het een goddelijke lichtflits die ons tot brille brengt? Of is het een toevallige connectie tussen de contactpunten van ons neurale netwerk? Of is het allemaal onzin en vinden we bij toeval de juiste combinatie van woorden?

    En om een en ander nog meer te compliceren: wat is de rol van een muze in deze? Wat is überhaupt een muze? Een geliefde? Of een onbereikbare? De oude Grieken hadden zoals altijd een passend antwoord: een god of halfgod die deze taak op zich had genomen. Zo kom je overal mee weg.

    Hoewel sommige schrijvers zich totaal niet om de kwestie bekommeren, maken andere zich diepe gedachten.

    Ook de grote Gerrit vroeg zich wel eens af hoe het allemaal tot stand kwam. Een passend antwoord vond hij echter niet. Dat is er wellicht ook niet. Misschien moeten we dat simpelweg accepteren. Dichten en schrijven moet je doen. Al helpt het enorm als je lenig met woorden bent.

    Dat staat dan wel weer vast.

  • Klare taal

    Nederland heeft gesproken; de stemmen zijn bijna geteld. Jammer genoeg heeft de Heilige Geest vandaag verstek laten gaan, want er worden vandaag veel verschillende talen gesproken die niemand kan verstaan. Verliezers blijken toch winnaars, winnaars blijken slechte verliezers. Eén ding is zeker: de partijen die de afgelopen elf maanden de regering vormden, leveren maar liefst 36 zetels in. Dat is in ieder geval wel klare taal.

    Merkwaardig genoeg is de meest redelijke partij van de vier, het NSC, het kind van de rekening geworden. De partij van oprichter Pieter Omtzigt verliest al haar twintig zetels en verdwijnt uit de Tweede Kamer. De partij die veel van de chaos heeft veroorzaakt, het eenmansorkest uit Venlo, verliest weliswaar fors, maar strijdt nog altijd om de begeerde plek als grootste partij. De kiezer is wispelturig.

    Het schaakspel is ondertussen wel al begonnen. Er is nog weinig te merken van een zoektocht naar overeenkomsten. Nog steeds worden de verschillen benadrukt en combinaties naar het rijk der fabelen verwezen. Het zal dan ook interessant zijn om te zien hoe de woordvoerders de onvermijdelijke verandering in hun standpunten later onder woorden zullen brengen. Het semantische spel is op de wagen.

    Een echt mandaat is echter onduidelijk. Het midden lijkt de enige oplossing. Eén ding is echter wel overduidelijk: het is tijd om over een kiesdrempel na te denken.

    Al is het maar om het stembiljet tot aanvaardbare proporties terug te brengen.

  • Stemmen

    Het is verkiezingsdag, het feest van de democratie. Om dat alles luister bij te zetten, wandelen Clara en ik al redelijk vroeg naar de Haydnschool om daar eens en voor altijd duidelijk te maken waar het de komende vier jaar naar toe moet in dit land.

    De Haydnschool. Eens mijn lagere school, maar inmiddels onherkenbaar gerenoveerd en met elektronische leermiddelen uitgerust. En dus loop ik enigszins verdwaasd en verweesd door de gangen, in slaafse navolging van de niet te missen bewegwijzering. ‘Stembureau’ lezen we op borden en pijlen, zo ongeveer om de vijf meter.

    In het daartoe bestemde klaslokaal – dat ik overigens ook niet herken – zit een viertal mensen indrukwekkend achter een reeks tafels. We groeten en overhandigen onze stempassen en onze ID-bewijzen. Zoals viel te verwachten, worden onze namen hartgrondig gecontroleerd en worden de ID-passen aan alle aanwezigen doorgegeven teneinde elke mogelijkheid van fraude tegen te gaan.
    “Zo’n lange naam kom je niet elke dag tegen”, verklaart de voorzitter de opvallende vertraging.
    Het zal wel. Ik heb m’n hele leven al met dit soort denigrerende behandelingen te maken gehad en Clara is er ondertussen ook wel aan gewend. Elke naam die over twee regels op de ID staat vermeld, wekt blijkbaar achterdocht, wantrouwen en spotzucht. En vaak ook onverklaarbare afgunst.
    “”Dat zal”, bevestig ik. “Maar toch hebben wij desondanks ook maar één stem”.
    Ik steek mijn hand uit en de voorzitter realiseert zich dat hij me nog altijd geen stembiljet heeft gegeven. Hij haast zich me een pak papier aan te reiken.

    In het stemhokje dans ik een moeizame pas-de-deux met een stembiljet ter grootte van een dekbed. En na eenmaal het bolletje van mijn keuze rood te hebben gemaakt, volgt een nog ingewikkelder procedure om het biljet weer toonbaar op te vouwen.

    We deponeren onze stembiljetten in de daarvoor bestemde kliko en groeten het viertal achter de tafels.

    Opgelucht wandelen we terug naar huis. We hebben weer gebruik gemaakt van ons recht. En we hebben duidelijk laten weten wat er de komende tijd allemaal moet gebeuren in Nederland. Er kan geen twijfel over bestaan: onze stemmen klinken luid en duidelijk. Niemand kan zeggen dat hij of zij onze boodschap niet heeft gehoord. En daarmee valt een zware last van onze schouders.

  • Avondwandeling

    ’s Avonds, na de koffie, heb ik plotsklaps zin in een ommetje door het park. En dus trek ik m’n regenjas aan, zet m’n hoed op en grijp de paraplu uit de stander.

    Buiten is het kil en nat. Elke herinnering aan een nogal late ‘indian summer’ is inmiddels naar het rijk der fabelen verwezen. De herfst heeft volledig de heerschappij gegrepen. Voor zolang het duurt. De dichter Theo van Baaren heeft het in de jaren zeventig al fraai onder woorden gebracht.

    Dit gedicht komt uit de bundel ‘Hoe-korter-hoe-liever’ en doet die titel ruim eer aan. ‘In der Beschränkung zeigt sich der Meister’, zeggen we dan terecht.

    Dat geldt ook voor het volgende gedicht uit dezelfde bundel.

    Ik loop via de noordelijke route door het park, sta even stil bij de vijvers die vaag zichtbaar zijn in de donkere schemering en vervolg mijn route richting Helperbrink. Even later zie ik door de bomenrijen een politieauto voorbij rijden. Die stopt even verderop, twee agenten stappen uit en komen in mijn richting. Het is duidelijk: ze zoeken mij.
    “Goedenavond”, groet de voorste. “Mag ik vragen wat u hier doet?”.
    Dat mag. Ik leg uit dat een avondwandeling aan het maken ben. Die uitleg voldoet blijkbaar niet aan hun verwachtingspatroon.
    “Kunt u zich ook legitimeren?”, is dan ook de volgende vraag.
    Dat kan ik uiteraard wel, maar ik voel tegelijkertijd weinig behoefte dat in deze omstandigheden te doen.
    “Mag ik vragen waarom ik dat zou moeten doen?”, vraag ik dan ook. “Heb ik iets misdaan? Word ik ergens van verdacht?”.
    “U moet zich kunnen legitimeren”, meent de meest assertieve van de twee. “Iedereen op de openbare weg moet op last van de politie een legitimatiebewijs kunnen tonen. Dat behoort u te weten”.
    Dat weet ik natuurlijk wel. Alleen maken de agenten een cruciale inschattingsfout. Maar ik wil de zaak niet op de spits drijven en overhandig mijn ID. Die wordt met de nodige aandacht bestudeerd.
    “Begrijp ik het goed”, klinkt het even later. “bent u de graaf van Groenestein?”.
    Dat klopt niet helemaal, maar ik antwoord toch maar bevestigend.
    “Inderdaad”, laat ik weten. “En voor alle duidelijkheid: u bevindt zich op dit moment onuitgenodigd op privéterrein. Is daar een dwingende reden toe?”.
    “We… eh… kregen een melding over een verdachte figuur in het park”, komt er hortend en stotend uit. “En dus zijn we poolshoogte gaan nemen”.
    “En had dat niet op een wat rustiger manier gekund?”, informeer ik. “Ik heb u direct verteld dat ik aan het wandelen ben. Dat is toch geen aanleiding voor dit soort formeel en enigszins agressief gedrag? U had toch direct kunnen zeggen dat er een melding was gemaakt?”.
    “Wij weten van tevoren niet wie of wat wij gaan tegenkomen”, werpt hij tegen. “Dus nemen we geen risico’s. Dat zult u toch wel begrijpen?”.
    “Zeker”, antwoord ik. “Maar dat moet ik dan ook wellicht doen. Mag ik misschien uw legitimatiebewijzen zien? Want ik beschouw dit als bedreigende en onrechtvaardige huisvredebreuk. En ik wil graag weten wie daar bij betrokken zijn. Dat zult u toch wel begrijpen?”.
    Aarzelend worden de legitimatiebewijzen getoond. Ik neem daar kennis van. Ik zie de twijfels bij de agenten toenemen.
    “U gaat hier toch geen melding van maken?”, klinkt het bezorgd. “We gaan hier toch geen moeilijkheden mee krijgen?”.
    “Wat mij betreft niet”, haal ik de kou uit de lucht. “Ik wens alleen met enige respect en fatsoen op mijn eigen bezit te worden behandeld. Dat is toch niet teveel gevraagd?”.
    “Zeker niet: onze excuses”, hoor ik de opluchting. “Wat ons betreft: goedenavond”.
    Ik groet terug en zie even later de politieauto over de Helperzoom verdwijnen.

    Gelukkig is er weer een eminente dreiging in de kiem gesmoord.

  • Midden

    Heb in al mijn jaren nog nooit zoveel politici in zo weinig dagen gezien. De televisie rookt bijna van een ongekende lijsttrekker-dichtheid. Ze berijden allemaal hun gekende stokpaardjes. En ze benadrukken allen de verschillen met de andere partijen. Vanzelfsprekend in hun eigen voordeel. Obstakels voor toekomstige samenwerking worden opgeworpen, coalitiegenoten worden bij voorbaat uitgesloten. Allemaal voor de bühne, omdat de uiteindelijke regeringssamenstelling feitelijk al vastligt.

    De blonde roerganger heeft zich daar al bij neergelegd, al beweert hij te vuur en te zwaard dat zijn partij straks de grootste zal zijn en andere partijen niet om hem heen zullen kunnen. En als ze dat wel doen, dat ze dan ondemocratisch handelen. Waar die bewering op gestoeld is, blijft volkomen onduidelijk. Dat de partijen die ertoe doen, hem gaan uitsluiten, staat ondertussen wel vast. Wie gaat immers nog weer in zee met de meest onbetrouwbare – en belangrijker nog: de meest onbekwame – partij van de hele Tweede Kamer? Het antwoord: niemand met z’n volle verstand.

    En dus gaat het deze keer niet over rechts of links, maar door het midden. GL-PvdA, D’66, CDA en VVD kunnen elkaar met alle mogelijke energie bestrijden, maar zullen na 29 oktober toch echt hun overeenkomsten moeten zoeken. Wat er nu gebeurt, is weinig meer dan de opmaat van de onderhandelingen die eind deze week zullen beginnen. In die zin is de hele campagne een nauwelijks interessant toneelstuk.

    Maar goed, het volk wil vermaakt worden en daar doen de dames en heren politici graag aan mee.
    En de talkshows.
    En de zetelpeilers, de politieke duiders en verdere analisten.
    Verkiezingen zijn een verdienmodel geworden. En het is duidelijk wie uiteindelijk de noodzakelijke gelden moeten opbrengen.

    In die zin zijn de debatten onvermijdelijk.

    Helaas.

  • Zwaarte

    Ik sla de bijlage ‘Tijdgeest’ van Trouw open en lees het gedicht van de week. Ditmaal van de hand van Ineke Riem. De lichtvoetige titel ‘101 knutselideeën’ doet flauwe meligheid zoals ‘Creatief met kurk’ vermoeden, maar dat pakt totaal anders uit. Riem schrijft openlijk over de ‘grote’ gevoelens die ons allemaal wel ergens in ons leven overvallen. Zonder de gebruikte woorden overigens de voor de hand liggende zwaarte mee te geven. Integendeel, ze omzeilt die zwaarte door deze om te zetten in alledaagse knutselwerkjes.

    Zowel Clara als ik hebben op enig moment te maken gehad met depressies en gevoelens van uitzichtloosheid. En we weten allebei dat dergelijke negatieve emoties uitsluitend bestreden kunnen worden als je de relativiteit ervan leert in te zien. Als je die gevoelens ‘licht’ maakt. Mede daarom raken me de woorden opvallend.

    Het gedicht klinkt overigens ook als een parafrase op sommige zelfhulptheorieën, die al te luchtig kunnen doen over daadwerkelijk fundamentele mentale problemen. Problemen die moeilijk of onmogelijk in woorden zijn te vertalen. Misschien dat klei, gips en wc-rollen dan uitkomst kunnen bieden.

  • Bretels

    Ik sta me ’s morgens aan te kleden en herinner me plots de opmerkingen van de verpleegkundige tijdens het halen van de coronaprik. Om de bovenarm toegankelijk te maken voor de geplande vaccinatie, ontdeed ik me van mijn jasje en stond dus in shirt klaar voor de spuit. Met bretels. Dat was een aanblik die ze blijkbaar niet iedere dag kreeg voorgeschoteld.

    “Bretels”, klonk het. “Hoe retro! Mijn opa droeg die ook altijd”.
    “Ja, goed hè? Lekker ouderwets”, ontweek ik verdere discussie.
    Retro? Ouderwets? Helemaal niet! Bretels vormen een uiterst comfortabele manier om de broek op de juiste hoogte te houden. Bovendien vormen ze een van de weinige accessoires die een man zich kan veroorloven. En die dus ook nog eens uitermate functioneel is.

    Inderdaad, bretels hebben jaren geleden plaats gemaakt voor de toch behoorlijk ordinaire riem. Alleen wanneer de kledingvoorschriften ‘jacquet’ of ‘smoking’ dicteren, zijn bretels verplichte kost. Of wanneer mensen de schier onbedwingbare drang hebben om zich, zoals Jort Kelder, uit te dossen als een Wall Street-adept. Met zichtbare bretels, wat al een fashionable no-go is. Toegegeven, de bretels van Kelder hebben gezorgd voor een kortstondige ‘revival’, maar hebben er tevens voor gezorgd dat je heden ten dage als zonderling wordt bekeken als je deze ‘broekophouders’ in het normale dagelijkse leven draagt. En dat, terwijl het draagcomfort dat van de simpele riem verre overstijgt.

    Na de prik hees ik me snel weer in mijn jasje. Op de een of andere manier heb ik nu, twee weken later, het gevoel bij die gelegenheid toch iets teveel van mijn privé in het openbaar te hebben getoond.